Deze handleiding helpt u bij het gebruik van CurSim (Windows).
CurSim (Windows) is een standalone windows applicatie. De optionele connectoren zorgen ervoor dat u binnen AutoDesk software (bv AutoCAD) of Bentley (bv MicroStation/OpenCities Map) gebruik kunt maken van deze rijcurvesimulator.
Voor verdere vragen verwijzen wij u naar onze supportdesk (https://support.thepeoplegroup.nl/ of mail naar support@thepeoplegroup.nl).
De gebruikershandeleiding van Optimize Cursim is via navolgende link te downloaden:
https://support.thepeoplegroup.nl/nl/support/solutions/articles/77000584385-optimize-cursim-ce-v7-25-27-0-gebruikershandleiding
INHOUDSOPGAVE
- CurSim (Windows): Gebruikershandleiding
- Opstarten CurSim (Windows)
- Starten tool via het windows menu of uitvoer executable
- Werken met CurSim (Windows)
- Hoe gebruik je CurSim (Windows)
- Voertuigdelen
- Importeren voertuig
- Voertuiggegevens - basis
- Voertuiggegevens - dwarsversnelling
- Voertuiggegevens - vervangende assen
- Voertuiggegevens - onderstel
- Voertuiggegevens - bovenbouw
- Voertuiggegevens - meesturende achteras(sen)
- Voertuigtypen
- Trajectgegevens
- Scherm trajectgegevens
- Trajectgegevens - overgangsboog
- Importeren traject
- Trajectgegevens - Curvetype
- Trajectgegevens - Correctie dwarsversnelling
- Trajectgegevens - Stuurbeweging
- Waypoints
- CurWin
- CurCad
- Overzicht: hoe kan een curve worden aangepast?
- Opmaak
- Opmaak - volledig voertuig
- Opmaak - trajectlijnen
- Opmaak - weergave niet alle curven
- Opmaak - DXF-files
- Opmaak - veiligheidscontour
- Resultaten
- Resultatenscherm
- Resultatenscherm - ondergrond
- Resultatenscherm - startpositie voertuig
- Resultatenscherm - animatie volgen
- Logfile
- Realistische simulatie
- Resultaat beoordelen
- Uitvoeren simulatie
- Correcties rekenprogramma
- Gebruikte CurSim versie
CurSim (Windows): Gebruikershandleiding
CurSim (Windows) toelichting
In deze handleiding wordt de functionaliteit van CurSim (Windows) beschreven. De standalone CurSim Windows applicatie (voorheen van DAT.mobility, nu van The People Group) is de software waarmee de daadwerkelijke rijcurves kunnen worden berekend en bijvoorbeeld ook de voertuiggegevens kunnen worden gedefinieerd. Met CurSim (Windows) heeft de gebruiker, naast toegang tot het zelfstandig opererende programma, de mogelijkheid om op een eenvoudige manier vanuit een Bentley omgeving (MicroStation, OpenCities Map etc.) met de CurSim rijcurvensoftware samen te werken. Of via een uitbreiding op de Autodesk omgeving, Zie de eigen gebruikershandleidingen voor de betreffende connector.
Het doel van de CurSim rijcurvensoftware is als volgt:
CurSim is een softwarepakket voor het simuleren van voertuigbewegingen. Aan de hand van maatgevende voertuigen en bewegingen kunnen rijcurven (rijlijnen) worden bepaald. Hiermee kunnen richtlijnen worden opgesteld en ontwerpen worden getoetst.
Als we over de CurSim applicatie praten (de standalone Windows applicatie) dan kunnen we daarbinnen twee belangrijke onderdelen benoemen:
- CurWin – de Windows applicatie waarmee de gebruiker werkt. Hierin kan men een voertuig kiezen of aanpassen, het traject definiëren of inzien, weergave instellingen vastleggen etc.
- CurCalc – de rekenmodule die de rijcurves berekent.
Optimize CURSIM CE legt vanuit MicroStation een koppeling met de CurWin applicatie. CurWin is de Windows frontend van CurSim.
Optimize CURSIM CE is ontwikkeld met de volgende filosofie in het achterhoofd: “Schoenmaker, hou je bij je leest”. Optimize CURSIM CE laat zo veel mogelijk van de simulatie-berekeningen en het afhandelen van de CurSim projectgegevens over aan de standalone CurSim (CurWin om precies te zijn) applicatie. Optimize CURSIM CE focust zich op het makkelijk integreren van CurWin in een MicroStation omgeving.
De integratie met MicroStation biedt diverse voordelen, waaronder:
- Het definiëren van een CurSim traject wordt sterk vereenvoudigd. In CurSim dient het traject dat een simulatievoertuig af moet leggen op een speciale, gecodeerde manier gedefinieerd te worden. De Optimize CURSIM CE module stelt de gebruiker in staat om zo’n traject te laten genereren uit een grafisch element in de MicroStation tekening. Gebruiker kan een lineair element (b.v. een complex chain) selecteren en dit element wordt dan automatisch vertaald naar CurSim trajectcodes.
- Startpositie van een traject kan eenvoudig worden ingesteld door een positie in de tekening aan te wijzen.
- De resultaten van de berekeningen (de rijcurves en voertuig posities) zijn direct in de actieve tekening beschikbaar en kunnen als normale grafische elementen verder verwerkt worden.
- Sinds versie 7 is het mogelijk om op een zeer eenvoudige, interactieve, wijze een traject op te bouwen of aan te passen door zogenaamde waypoints in de grafische omgeving te plaatsen, verplaatsen of te verwijderen.
Mocht u nog vragen hebben dan kunt u altijd contact opnemen met onze Supportdesk: support@thepeoplegroup.nl of via https://support.thepeoplegroup.nl/. Het kan voorkomen dat afbeeldingen in deze handleiding niet geactualiseerd zijn. |
Opstarten CurSim (Windows)
Starten tool via het windows menu of uitvoer executable
De tool start je op vanuit het windows menu of door uitvoer van de executable CurWin.exe
Werken met CurSim (Windows)
Hoe gebruik je CurSim (Windows)
Invoeren van het licentiebestand
Om met CurSim te kunnen werken is een geldige licentie nodig. De eerste keer dat je CurSim start, of bij aanvang van een nieuw kalenderjaar, wordt hier om gevraagd. Het bestand heeft als naam: "[nr][gebruikersnaam].xml". Hierbij is:
- [nr] het unieke licentienummer (een getal tussen 2000 en 3000);
- [gebruikersnaam] naam van de instantie van de licentie.
Als om het licentiebestand wordt gevraagd: blader er naar toe of sleep het vanuit Windows Verkenner naar het aangegeven vlak in CurSim.
Aan het einde van een kalenderjaar kun je eventueel het licentiebestand voor het volgende jaar al invoeren (CurSim blijft gewoon werken voor het lopende jaar)
De werkwijze met CurSim samengevat
De werkwijze met CurSim wordt samengevat in het navolgende schema.
De stappen voor het uitvoeren van een CurSim project/simulatie zijn:
1 | kies een projectnaam (maak een projectfile aan) | ||||||
2 | als je werkt vanuit AutoCAD of MicroStation: bepaal de eenheid waarin de tekening is gemaakt, meestal is dat in meter of millimeter. Stel de unit in, in het instellingen-scherm | ||||||
3 | kies een passend voertuig. | ||||||
4 | bepaal de opmaak van de manoeuvre: de aspecten van de manoeuvre die moeten worden afgebeeld | ||||||
5 | plaats het voertuig op de startpositie in het ontwerp. Het werkt handig als je de startpositie een stukje (20 m) recht voor de eerste bocht wordt geplaatst | ||||||
6a | stap 1 in de "try and error" cyclus waarbij wordt gezocht naar een haalbare situatie door het ontwerp: invoeren of wijzigen trajectgegevens. | ||||||
6b | stap 2: uitvoeren simulatie berekening - deze wordt ten opzichte van de startpositie getoond. Afhankelijk van de instellingen wordt de manoeuvre ineens getoond of na een animatie (turbo/versneld of normaal/in echte snelheid t.o.v. het ontwerp | ||||||
6c | stap 3: beoordelen van de manoeuvre ten opzichte van het ontwerp. Wanneer goede/realistische gegevens zijn ingevoerd zijn er globaal drie mogelijkheden:
Klik hier voor informatie over verstandige/veilige manoeuvres. | ||||||
7 | Verifieer of de trajectgegevens (het rijgedrag) en de manoeuvre verkeerskundig verantwoord zijn. In de try and error cyclus kan het gebeuren dat bijvoorbeeld de snelheid wordt verlaagd om een bocht krapper te maken - het is belangrijk te verifiëren of deze nog hoog genoeg is. | ||||||
Als je een volgende simulatie wilt doen (bijvoorbeeld een variant op de 1e of een andere manoeuvre) dan begin je weer bij stap 1.
CurSim kan ook worden gebruikt in combinatie met andere ontwerpomgevingen dan AutoCAD en MicroStation, klik hier hoe dit werkt.
Het onderzoeken van een manoeuvre voor een voertuig wordt in CurSim aangeduid als "project". Voordat een simulatie voor manoeuvre kan worden uitgevoerd moet een file worden aangemaakt of geselecteerd waarin alle gegevens van een simulatie worden opgeslagen. Een nieuwe manoeuvre/variant wordt gestart door een nieuw project(naam) op te geven.
Helpdesk
De helpdesk hoort bij de CurSim licentie en er zijn dus geen afzonderlijke kosten aan verbonden. De medewerkers The People Group en DAT.Mobility helpen je graag bij:
- installatie problemen: installatiecode kwijt, hoe kan ik installeren, programma wil niet starten
- gebruik van het programma: hoe kan ik een simulatie uitvoeren, hoe voer ik gegevens in, hoe pas ik de simulatie aan, hoe kan ik resultaten bekijken
- voertuiggegevens: opzoeken/invoeren gegevens van een voertuig - indien nodig nemen wij voor u contact op met de transporteur of voertuigfabrikant
- beoordeling resultaten (ook vanuit verkeerskundig oogpunt)
Je kunt de helpdesk bereiken: | email: support@thepeoplegroup.nl |
(andere) Ontwerpomgevingen
CurSim kan worden gebruikt als zelfstandige applicatie. Daarnaast zijn er koppelingen gemaakt voor gebruik in combinatie met AutoCAD en MicroStation. Met deze koppelingen kan CurSim direct vanuit deze CAD-omgevingen worden gebruikt. De koppelingen (apps) voor AutoCAD en MicroStation zijn beschikbaar als uitbreiding op de standaarduitvoering van CurSim. CurSim kan ook voor andere ontwikkelomgevingen worden gebruikt zoals BricsCAD, InfoCAD, of AutoCAD LT.
Om CurSim te gebruiken in combinatie met andere omgevingen:
- bewaar het te beoordelen ontwerp als een DXF-file. Probeer de uitsnede zo klein mogelijk te maken zodat het bestand zo klein mogelijk is. Vooral arceringen (hatches) nemen veel ruimte in. CurSim kan goed werken met DXF-files tot 10 MB groot
- start CurWin
- lees het ontwerp in de DXF-file in CurWin in als ondergrond in het resultatenscherm
- zoek in CurWin de voertuigmanoeuvre uit zoals beschreven in werken met CurSim. Kies bij de opmaak ook een DXF te laten genereren als de manoeuvre is uitgezocht, lees de door CurSim gegenereerde DXF-file weer in de ontwerpomgeving in.
Instellingen
In dit scherm kunnen standaard instellingen worden gedaan voor:
- standaard waarden voor manoeuvres (trajectgegevens)
overnemen laatste soortgelijke curve | bij het toevoegen van een nieuwe curve worden dezelfde gegevens ingevuld als van de laatste soortgelijke (bocht/rechtuit en vooruit/achteruit). Dit kan handig zijn als er meerdere curven zijn met veel dezelfde gegevens die bovendien afwijken van de Defaultwaarden. |
Default waarden | de opgegeven waarden worden ingevuld bij het kiezen van een type curve. |
- de weergave van de manoeuvres: voorkeuren voor weer te geven trajectlijnen en veiligheidscontour
- weergave op resultatenscherm en DXF-file:
Algemeen | Genereren: moet van de manoeuvre een DXF-file worden gegeneerd (om los in een CAD tekening in te lezen). De file komt in dezelfde map als de projectfile en heeft de extensie ".dxf" |
Layers | onderdelen van de manoeuvre wordenin verschillende layers geplaatst. De naam en te gebruiken kleur kan worden opgegeven |
- overig
Animatiesnelheid | weergeven van de animatie: overslaan / turbo (zo snel mogelijk) / normaal (voertuig rijdt op "echte" snelheid door het ontwerp) |
Achtergrondkleur | achtergrondkleur van het resultatenscherm |
CAD-koppeling | aangeven of het CurSim scherm voor voertuig-, traject- of opmaakgegevens automatisch moet worden gesloten wanneer op "opslaan" wordt geklikt. NB: dit is alleen van toepassing als het scherm is geopend vanuit CurCad of Optimize CurSim Connector |
Mijn voertuigen | aangeven of deze categorie als eerste wordt getoond wanneer het scherm "Nieuw Voertuig" wordt geopend. |
Met deze instellingen kan het gebruik van CurSim meer worden afgestemd op persoonlijke voorkeuren. De instellingen worden opgeslagen in de Windows-registry, in de key: HKEY_CURRENT_USER\SOFTWARE\Dat.Mobility\CurSim\curWinSettings
De CAD-Unit is ook van toepassing wanneer CurSim wordt gebruikt vanuit AutoCAD via CurCad of vanuit MicroStation via de Optimize CurSim Connector van The People Group. |
Om de standaardinstellingen te herstellen klik op de knop "Default" (onder in het scherm).
Opgeven project(naam)
Kies het project waarmee je wilt gaan werken, mogelijkheden:
- selecteer de locatie waar het projectbestand (met extensie .json) moet worden opgeslagen en geef de naam daarvan op
- blader naar een eerder gebruikt project
- kies een recent project
om in één keer de gegevens van een ander project over te nemen dan het actuele: |
Zie ook de functie van een project(naam) hierna.
Project(naam)
Om een CurSim-simulatie te kunnen uitvoeren zijn invoergegevens nodig: voertuig, traject en opmaak, en worden resultaten gegenereerd: coördinaten, tekening en logfile. Deze gegevens worden opgeslagen in één bestand met extensie '.json'. Dit wordt het 'projectbestand' genoemd. Wanneer voor een bepaalde manoeuvre meerdere varianten worden onderzocht moet voor iedere variant een afzonderlijk project(naam) worden opgegeven.
Ontwikkel een systematiek waarbij je ook naderhand kunt terugvinden welke gegevens je hebt gebruikt voor een manoeuvre in een tekening: kies een duidelijke/verklarende naam voor het project/bestand als in de CAD tekening meerdere manoeuvres staan, plaats elke manoeuvre dan in een afzonderlijke layer waarvan de naam ook duidelijk/verklarend is (bijvoorbeeld dezelfde naam als het projectbestand) plaats het bestand "in de buurt" van je ontwerp (CAD-tekening), bijvoorbeeld in een sub-map |
Als je één manoeuvre in delen wilt laten zien, zie geselecteerde curven |
Te simuleren voertuig
De basis van een simulatie is het voertuig: het juiste/representatieve voertuig en de juiste gegevens daarvan. Voor de voertuiggegevens:
in de Windows applicatie: kies het tabblad "Voertuig"
in de AutoCAD koppeling: kies de button voertuig of geef commando "vrt"
in de Optimize CurSim Connector: kies de knop "Toon/muteer voertuig-gegevens" in het blokje "Benodigdheden"
Dan opent het scherm met voertuiggegevens.
Representatief voertuig
In bochten hebben voertuigen in de breedte meer ruimte nodig naarmate ze langer zijn. Klik hier voor een beknopt overzicht van voertuigtypen. |
|
Voor algemene verkeerskundige situatie is een standaard trekker-trailer combinatie (lengte 16,5 m / trailer starre assen) in de regel maatgevend: het is de vrachtwagencombinatie die in Nederland veruit het meeste voorkomt en in de regel de meeste manoeuvreerruimte nodig heeft. Maar afhankelijk van de situatie moet er rekening worden gehouden met grotere/ongunstiger voertuigen of juist kleinere voertuigen die minder ruimte nodig hebben.
Grotere voertuigen zijn bijvoorbeeld van toepassing: als er sprake is van een industrieterrein waar ook 25,25 m lange LZV's komen, een busstation waar 15 m lange interliners komen of exceptioneel transport.
Kleinere voertuigen zijn bijvoorbeeld van toepassing in woonwijken waar een ontwerp dat geschikt zou zijn voor een trekker-trailer combinatie, personenauto-bestuurders zou uitnodigen tot te hard rijden (te hard voor de situatie). Maar een vuilnis- of brandweerwagen moet daar natuurlijk wel goed kunnen manoeuvreren.
Een speciale situatie is supermarkten: alle supermarktketens in Nederland behalve Hoogvliet rijden standaard met 16,5 m lange trekker-trailer combinaties waarbij minstens de laatste as van de trailer meesturend is. Dankzij deze meesturende as 'kruipt' de achterkant van de trailer in bochten veel minder naar de binnenkant van de bocht. Nadeel is wel dat als scherp een bocht wordt ingestuurd de achterkant sterk uitzwaait. (Hoogvliet rijdt vooral met bakwagens (solo-vrachtwagens) met afzetbakken - deze wagens zijn aanzienlijk kleiner en dus gunstiger in benodigde manoeuvreerruimte.)
Een voertuig kan worden gekozen uit de CurSim-bibiotheek via de knop "Nieuw" of uit een eerdere simulatie (eerder CurSim-project) via de knop "Importeer".
gebruik de optie "Importeer" ook om een voertuig te gebruiken dat je van de helpdesk hebt ontvangen. Zo'n voertuig ontvang je als een .json bestand, maar daarin zitten dan alleen de voertuiggegevens. |
Neem bij twijfels wat voor een situatie het representatieve/maatgevende voertuig is contact op met de helpdesk.
Voertuigen van ASVV-2012 en ASVV-2021
De specificaties van ontwerpvoertuigen in de ASVV-2012 en ASVV-2021(en de hieraan ten grondslag liggende CROW-publicatie nr 279 "Karakteristieken van voertuigen en mensen" uit 2010) zijn onvolledig, in sommige aspecten in overtreding van de wet, en/of zelfs technisch onmogelijk.
Goudappel heeft hierover contact gehad met CROW en door CROW is verklaard: "Bij de opzet van CROW/publicatie 279 is niet uitgegaan van ontwerpeisen. De genoemde waarden in de publicatie zijn dus niet bruikbaar voor de ontwerptafel. De inhoud van de publicatie wil een idee geven van de globale maten van de vervoerswijzen die in Nederland voorkomen.".
In de categorie ASVV-2012 zitten zowel voertuigen die zo nauwkeurig mogelijk conform de specificaties zijn als "verbeterde" voertuigen die zodanig zijn gecorrigeerd dat ze realistisch zijn en aan de wet voldoen. Hoewel deze dus niet strikt aan de norm voldoen adviseren wij de verbeterde voertuigen toe te passen wanneer een ASVV-voertuig moet worden gesimuleerd.
Juiste gegevens
De voertuig-bibliotheek van CurSim heeft verschillende voertuigen waarmee de meest voorkomende situaties kunnen worden onderzocht.
De gegevens worden opgegeven per voertuigdeel.
Wanneer een bepaald voertuig moet worden toegepast en niet in de bibliotheek zit kan deze aan de hand van voertuigspecificaties worden ingevuld. Denk aan bijzondere voertuigen of een plaatselijke vuilnis- of brandweerwagen. Omdat dit makkelijk tot fouten kan ook een beroep worden gedaan op de helpdesk: omdat support is inbegrepen bij de CurSim licentie zijn hieraan geen kosten verbonden. Dit voorkomt verkeerde uitkomsten van simulaties omdat een voertuig technisch detail verkeerd is ingevuld.
Naast de voertuigen in de bibliotheek beschikt de helpdesk nog over een grote verzameling voertuiggegevens die te specifiek zijn voor de bibliotheek of waar een uitleg voor gebruik bij nodig is. En als de helpdesk nog niet over het gezochte voertuig beschikt dan wordt dit uitgezocht. Het werkt handig en sneller als zoveel mogelijk gegevens kunnen worden aangeleverd:
- merk + type
- (technische) tekeningen
- foto's
- kenteken
Nieuw voertuig
In dit scherm kan een voertuig worden geselecteerd uit de bibliotheek voertuigen die standaard met CurSim worden meegeleverd.
Om de keuze van juiste voertuig te vergemakkelijken kan bovenaan eerst een categorie worden gekozen. Van het voertuig dat in het lijstje is geselecteerd, wordt getoond: totale lengte, (schematische) afbeelding(*) en de omschrijving.
(*) het aantal assen van het voertuig kan verschillen van de getoonde afbeelding.
Mijn voertuigen
Gebruikers kunnen een categorie "mijn voertuigen" invullen. Dit zijn voertuigen waarvan de gegevens (de .json projectbestanden) in een afzonderlijke map worden geplaatst. In de instellingen van CurSim kan worden aangegeven wat de locatie (path) van die map is en of het scherm voor keuze van een nieuw voertuig opent met de categorie "mijn voertuigen" of "vrachtwagen maximale lengte EU-norm".
Neem bij twijfels wat voor een situatie het representatieve/maatgevende voertuig is contact op met de helpdesk.
Voertuigen van ASVV-2012 en ASVV-2021
De specificaties van ontwerpvoertuigen in de ASVV-2012 en ASVV-2021(en de hieraan ten grondslag liggende CROW-publicatie nr 279 "Karakteristieken van voertuigen en mensen" uit 2010) zijn onvolledig, in sommige aspecten in overtreding van de wet, en/of zelfs technisch onmogelijk.
Goudappel heeft hierover contact gehad met CROW en door CROW is verklaard: "Bij de opzet van CROW/publicatie 279 is niet uitgegaan van ontwerpeisen. De genoemde waarden in de publicatie zijn dus niet bruikbaar voor de ontwerptafel. De inhoud van de publicatie wil een idee geven van de globale maten van de vervoerswijzen die in Nederland voorkomen.".
In de categorie ASVV-2012 zitten zowel voertuigen die zo nauwkeurig mogelijk conform de specificaties zijn als "verbeterde" voertuigen die zodanig zijn gecorrigeerd dat ze realistisch zijn en aan de wet voldoen. Hoewel deze dus niet strikt aan de norm voldoen adviseren wij de verbeterde voertuigen toe te passen wanneer een ASVV-voertuig moet worden gesimuleerd.
Voertuigdelen
Voertuigen in CurSim bestaan uit één of meerdere delen: als er in het voertuig een scharnierpunt is, dan leidt dat tot een nieuw voertuigdeel. Voor elk afzonderlijk voertuigdeel moeten de specificaties worden opgegeven. Bijzonderheden daarbij zijn:
er is altijd een 1e voertuigdeel. Bij een solo voertuig (niet-geleed voertuig) zoals personenauto, vuilniswagen, bus is dat het enige voertuigdeel. Bij gelede voertuigen zoals trekker-trailer, gelede bus, LZV, zijn er nog meer voertuigdelen
alleen het 1e voertuigdeel heeft een vooras, de "voorkant" van de gelede delen is steeds het koppelpunt
alleen bij het 1e voertuigdeel kan/moet de min. draaistraal worden opgegeven
alleen bij geledingen moet koppelpunt worden opgegeven: dat is het punt waar de geleding is verbonden aan het voorgaande voertuigdeel. De maat die bij de voertuiggegevens wordt opgegeven is de positie van het koppelpunt op het voorgaande voertuigdeel ten opzichte van de (vervangende) achteras - voor die as een positieve waarde; achter die as een negatieve waard
Voorbeelden van koppelpunten - dat is steeds waar het rode streepje staat:
bestelbus met aanhangwagen | |
landbouw tractor met twee aanhangwagens | |
trekker-trailer combinatie | |
vrachtwagen-aanhangwagen combinatie | |
vrachtwagen-aanhangwagen combinatie | |
gelede bus | |
dubbel gelede bus | |
LZV type A ("trekker-trailer-aanhangwagen") | |
LZV type B ("trekker-trailer-trailer") | |
LZV type E ("vrachtwagen-aanhangwagen-aanhangwagen") |
Importeren voertuig
Hiermee kunnen de voertuiggegevens van een eerder project of van een voertuig dat door de CurSim-helpdesk is geleverd worden ingelezen. Via bladeren kan het .json bestand waarin het voertuig staat worden geselecteerd. Door het bestandstype aan te passen kunnen ook voertuigen van CurSim versie 5 (*.vr3 bestanden) worden opgevraagd
Als de gegevens komen uit een voertuigbestand van de CurSim library of van de CurSim helpdesk dan wordt het voertuig automatisch ingelezen na het selecteren van het .json projectbestand. Als de gegevens uit een bestand van een andere simulatie moet worden gelezen, dan wordt na het selecteren van het .json bestand eerst getoond welke versies van het voertuig in dat bestand zitten. Het ligt voor de hand dat dan de laatste (= meest recente) versie de juiste is.
Voertuiggegevens - basis
In dit scherm worden de basisgegevens van het actuele voertuig getoond:
- lengte
- (schematische) afbeelding van het type voertuig - dit is een indicatie en gegevens van het voertuig kunnen afwijken van de afbeelding (met name aantal en plaats van de assen)
- omschrijving
Voor de meeste toepassingen is dit genoeg informatie.
Bij voertuiggegevens kunnen alle voor de simulatie vereiste gegevens worden opgegeven onder Details:
Let op dat de gegevens heel technisch zijn; als aanpassingen nodig zijn neem dan gerust contact op met de helpdesk voor (gratis) assistentie.
De gegevens worden opgegeven per voertuigdeel.
Voertuiggegevens - dwarsversnelling
Onder "details" in het voertuigscherm staan voertuiggegevens die voor de simulatie van belang zijn. Dit zijn gegevens die op technische documentatie van fabrikanten/importeurs staan - of daarvan zijn afgeleid. De gegevens kunnen worden aangepast en dat heeft natuurlijk grote invloed op het rijgedrag en benodigde manoeuvreerruimte van de voertuigen.
Klik hier voor detailgegevens - Onderstel.
Klik hier voor detailgegevens - Bovenbouw.
Klik hier voor detailgegevens - Meesturende achteras.
De gegevens worden opgegeven per voertuigdeel.
Let op dat de gegevens voor simulatie soms afwijken van waarden die op technische bladen staan - vooral als er sprake is van meerdere voor- en/of achterassen. Neem voor vragen of aanpassing van gegevens contact op met de helpdesk: zij kunnen helpen de juiste waarden te bepalen (eventueel door deze op te vragen bij fabrikant/importeur).
Maximale dwarsversnelling
De waarde voor dwarsversnelling geeft aan hoe scherp/krap het voertuig door een bocht kan. Wordt deze waarde overschreden dan zal het rekenprogramma corrigeren overeenkomstig de gekozen optie bij de Trajectgegevens:
langzamer rijden (gekozen optie: Bocht volgen)
grotere/ruimtere bocht rijden (gekzoen optie: Snelheid handhaven)
De toegestane dwarsversnelling wordt vooral bepaald door comfort en veiligheid. Wanneer te hoge dwarsversnellingswaarden worden opgegeven dan zal het voertuig in de simulatie krappere bochten rijden dan in werkelijkheid haalbaar en geven simulaties onrealistisch krappe bochten weer.
Advieswaarden voor dwarsversnelling (in m/s2) afhankelijk van de rijsnelheid:
| t/m 15 km/h | t/m 20 km/h | t/m 25 km/h | > 25 km/h |
personenauto | 3,0 | 2,5 | 2,0 | 1,0 |
vrachtwagen | 2,0 | 2,0 | 1,0 | 1,0 |
bus - zittende passagiers | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
bus - staande passagiers | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 |
de toegestane dwarsversnelling neemt af bij hogere rijsnelheid vanwege de sterk toenemende slip die bij hoge dwarsversnelling optreedt. CurSim houdt geen rekening met slip (net als bijna alle andere rijcurve simulatiepakketten). Bij een combinatie van hoge dwarsversnelling en hoge rijsnelheid worden de simulatiemodellen onbetrouwbaar.
bovenstaande dwarsversnellingswaarden gelden voor normale grip tussen autoband en wegdek. Sneeuw en ijs laten de maximale grip sterk afnemen; om hier rekening mee te houden moet de dwarsversnelling op maximaal 0,1 à 0,2 m/s2 worden ingesteld.
Voertuiggegevens - vervangende assen
Simpel gesteld bestaat een solo voertuig of trekkende voertuigdeel uit één vooras en één achteras. Geledingen hebben aan voorzijde het koppelpunt en achter weer één achteras. In de praktijk hebben grote voertuigen echter vaak meer dan één vooras en/of één achteras, dan moet een vervangende as worden gekozen.
Bij meerdere voorassen is de vervangende vooras altijd de voorste vooras. Bij meerdere achterassen is de vuistregel (in volgorde van prioriteit):
indien er één starre achteras is, dan is dat de vervangende achteras
indien er meerdere starre achterassen zijn, dan ligt de vervangende achteras in het midden van die starre assen
indien er alleen één of meerdere meesturende achterassen zijn, dan is de achterste van die assen de vervangende as: De rode lijn geeft de vervangende achteras aan.
De wielbasis die bij de onderstel-gegevens moet worden opgegeven is lengte afstand van de voorste vooras tot de enige achteras of vervangende achteras. Alleen als een voertuigdeel (trekkend of geleed) alleen maar meesturende assen heeft, moet bij de gegevens worden opgegeven wat de maximale wieluitslag is van die laatste as en bij welke hoek van de voertuigdelen die wordt bereikt,
Voertuiggegevens - onderstel
Onder "details" in het voertuigscherm staan voertuiggegevens die voor de simulatie van belang zijn. Dit zijn gegevens die op technische documentatie van fabrikanten/importeurs staan - of daarvan zijn afgeleid. De gegevens kunnen worden aangepast en dat heeft natuurlijk grote invloed op het rijgedrag en benodigde manoeuvreerruimte van de voertuigen.
Klik hier voor detailgegevens - Maximale dwarsversnelling.
Klik hier voor detailgegevens - Bovenbouw.
Klik hier voor detailgegevens - Meesturende achteras.
De gegevens worden opgegeven per voertuigdeel.
Let op dat de gegevens voor simulatie soms afwijken van waarden die op technische bladen staan - vooral als er sprake is van meerdere voor- en/of achterassen. Neem voor vragen of aanpassing van gegevens contact op met de helpdesk: zij kunnen helpen de juiste waarden te bepalen (eventueel door deze op te vragen bij fabrikant/importeur).
Onderstel
Het onderstel bepaalt het rijgedrag van het voertuig. CurSim werkt met een simulatiemodel waarbij voertuigen één vooras en één achteras hebben. Met dit vereenvoudigde model kunnen echter alle bestaande voertuigen worden gesimuleerd door "vervangende assen" te bepalen.
Wielbasis | De wielbasis is voor een solovoertuig/trekker/motorvoertuig de afstand van het midden van de voorste vooras tot het midden van de (vervangende) achteras. Gelede voertuigdelen hebben in principe geen voorassen, de wielbasis wordt daar gemeten tussen het koppelpunt en de (vervangende) achteras. |
Buitenmaat (spoorbreedte) | Spoorbreedte is de afstand in de breedterichting van het voertuig van de wielen op dezelfde as. Officieel is dit de afstand van de middens van de wielen. Voor simulaties in CURSIM wordt aanbevolen hier de buitenmaat op te geven: de afstand van de buitenkanten van de wielen. Voordeel hiervan is dat in de resultaten van CURSIM de rijlijn van die buitenkant wordt aangegeven. Dit is belangrijker dan het midden, omdat het de bedoeling is dat het hele wiel langs een stoeprand gaat en niet het halve wiel. |
Draaistraal | Het is gebruikelijk de draaistraal op te geven als de straal van de bovenbouw, ook wel aangeduid als "over de bumper". In uitzonderingen wordt in plaats van de straal over de bumper, de maximale uitslag van de voorwielen gegeven of een andere afgeleide waarde. Neem hiervoor contact op met de helpdesk. |
Koppelpunt | Het koppelpunt geeft aan waar het scharnierpunt tussen twee voertuigdelen ligt, oftewel waar twee voertuigdelen met elkaar zijn verbonden. De opgegeven waarde is ten opzichte van de (vervangende) achterwas die met de waarde van de wielbasis wordt aangegeven. Omdat een koppelpuntsafstand alleen zin heeft wanneer er een geleding is wordt dit gegeven ingevuld bij het gelede voertuigdeel, dus bijvoorbeeld voor een trekker-oplegger bij de oplegger (hoewel het de afstand op de trekker is). |
Voertuiggegevens - bovenbouw
Onder "details" in het voertuigscherm staan voertuiggegevens die voor de simulatie van belang zijn. Dit zijn gegevens die op technische documentatie van fabrikanten/importeurs staan - of daarvan zijn afgeleid. De gegevens kunnen worden aangepast en dat heeft natuurlijk grote invloed op het rijgedrag en benodigde manoeuvreerruimte van de voertuigen.
Klik hier voor detailgegevens - Maximale dwarsversnelling.
Klik hier voor detailgegevens - Onderstel.
Klik hier voor detailgegevens - Meesturende achteras.
De gegevens worden opgegeven per voertuigdeel.
Let op dat de gegevens voor simulatie soms afwijken van waarden die op technische bladen staan - vooral als er sprake is van meerdere voor- en/of achterassen. Neem voor vragen of aanpassing van gegevens contact op met de helpdesk: zij kunnen helpen de juiste waarden te bepalen (eventueel door deze op te vragen bij fabrikant/importeur).
Bovenbouw
Omdat de bovenbouw om het onderstel heen valt, bepaalt de benodigde ruimte meestal de benodigde manoeuvreerruimte. In krappe situaties kan worden geaccepteerd dat een bovenbouw over een berm, trottoir of andere lage objecten heen gaat, mits de wielen er voorlangs of omheen gaan, dan moet er wel goed worden opgelet of er toch niet objecten staan (lantaarnpaal, verkeersbord, boom, voetganger...). De bovenbouw gegevens zijn:
Lengte | Dit is de lengte van het voertuigdeel. |
Breedte | Dit is de breedte van het voertuig. |
Vooroverbouw | Deze maat is om aan te geven hoe de bovenbouw is geplaatst ten opzichte van het onderstel. |
Voertuiggegevens - meesturende achteras(sen)
Onder "details" in het voertuigscherm staan voertuiggegevens die voor de simulatie van belang zijn. Dit zijn gegevens die op technische documentatie van fabrikanten/importeurs staan - of daarvan zijn afgeleid. De gegevens kunnen worden aangepast en dat heeft natuurlijk grote invloed op het rijgedrag en benodigde manoeuvreerruimte van de voertuigen.
Klik hier voor detailgegevens - Maximale dwarsversnelling.
Klik hier voor detailgegevens - Onderstel.
Klik hier voor detailgegevens - Bovenbouw.
De gegevens worden opgegeven per voertuigdeel.
Let op dat de gegevens voor simulatie soms afwijken van waarden die op technische bladen staan - vooral als er sprake is van meerdere voor- en/of achterassen. Neem voor vragen of aanpassing van gegevens contact op met de helpdesk: zij kunnen helpen de juiste waarden te bepalen (eventueel door deze op te vragen bij fabrikant/importeur).
Meesturende achteras
Standaard simuleert CurSim een voertuig met een starre (niet meesturende) achteras op de afstand die met wielbasis wordt aangegeven. Wanneer het voertuigdeel tenminste één starre as heeft dan is die bepalend en zijn deze waarden niet van toepassing. Dankzij meesturende assen "kruipt" de achterkant van het voertuigdeel in de bocht minder naar de binnenkant van de bocht toe - maar er is bij het ingaan van de bocht wel meer uitzwaai. Wanneer alle assen van het voertuigdeel meesturend zijn, vul dan de gegevens in van de achterste/laatste as.
Max. wieluitslag | Dit is de (gemiddelde) maximale wieluitslag van de wielen op de as. Slechts bij uitzondering is de uitslag groter dan 40 graden. |
Hoek voertuigdelen | Dit is de hoek tussen het voertuigdeel met de meesturende as(sen) en het voorgaande voertuigdeel. Gebruikelijke waarden liggen tussen 30 en 45 graden |
De waarden gelden voor automatisch meestuurgedrag: de wielen sturen automatisch mee naarmate de hoek tussen de voertuigdelen groter wordt. In de praktijk kunnen chauffeurs of begeleiders meestal bij lage snelheid het meesturend handmatig beïnvloeden: meer of minder effect:
|
Voertuigtypen
In het algemeen is in Nederland het maatgevende voertuig de standaard trekker-trailer combinatie met wettelijk toegestane maximum lengte 16,5 m. Niet alleen is dit in Nederland de meest voorkomende vrachtwagencombinatie maar heeft bovendien ook meestal de meeste ruimte nodig omdat bochtverbreding per voertuigdeel toeneemt naarmate het een grotere wielbasis heeft. Door de ca 13 m lange trailer is deze combinatie vaak meer kritisch dan een vrachtwagen aanhangwagen combinatie die wettelijk maximaal 18,75 m lang mag zijn. |
Daarnaast zijn er nog enkele andere combinaties die veel voorkomen. Let op: dit zijn indicaties. Voor vragen over het toe te passen (type) voertuig: neem contact op met de helpdesk.
solo vrachtwagen maximale toegestane lengte: 12 m | toepassing: | |
trekker-citytrailer (korte trailer met meesturende acheras) maximale toegestane lengte: 16,5 m | toepassing: | |
trekker-trailer met meesturende achteras maximale toegestane lengte: 16,5 m | toepassing: | |
vrachtwagen-middenas aanhanger (wipkar) maximale toegestane lengte: 18,75 m | toepassing: | |
vrachtwagen-aanhanger (schamelwagen) maximale toegestane lengte: 18,75 m | toepassing: |
Voor speciale voertuigen: neem contact op met de helpdesk.
Trajectgegevens
Hier kunnen de rij- en stuurbewegingen die worden gemaakt worden opgegeven:
- in de Windows applicatie: kies het tabblad "Traject"
- in de AutoCAD koppeling: kies de button traject of geef commando "trj"
- in de Optimize CurSim Connector: "Toon/muteer traject-gegevens" in het blokje "Traject"
Dan opent het scherm met trajectgegevens.
De totale manoeuvre is in CurSim het "traject". Deze is opgebouwd uit één of meer bewegingen: "curven".
Bijvoorbeeld deze keermanoeuvre bestaat uit 3 curven: |
Door het combineren van bochten en stukken recht kan iedere gewenste manoeuvre worden gemaakt. CurSim ondersteunt t/m 99 curven - maar wanneer manoeuvres heel uitgebreid zijn is het praktischer het op te delen in twee of meer delen (varianten of projecten). In de praktijk komen manoeuvres met meer dan 15 curven zelden voor.
Vanaf CurSim versie 7 kunnen manoeuvres ook worden opgegeven d.m.v. waypoints: het aangeven van locaties in het ontwerp dat het voertuig moet passeren. In versie 7.1 is dit CurWin, Optimize Cursim CE (MicroStation-app) en CurCad (AutoCAD-app) beschikbaar.
Scherm trajectgegevens
In het scherm kan de manoeuvre (traject) die moet worden gesimuleerd worden opgegeven door middel van één of meer deelbewegingen (curven).
De gegevens van curven worden in kolommen weergegeven, boven elke kolom staat het curve-nummer. Als er meer dan 7 curven zijn kan dit deel horizontaal scrollen. Tussen de de curven-nummers kan bij twee gelijke bochten worden aangegeven of dit twee losse bochten zijn (standaard) of dat deze vloeiend in elkaar overgaan. Het laatste is een "overgangsboog", dit wordt als volgt aangegeven:
| dit is standaard. |
de 1e bocht gaat vloeiend over in de 2e zonder dat op de overgang de voorwielen recht hebben gestaan |
De gegevens van curven worden in kolommen weergegeven, boven elke kolom staat het curve-nummer. Als er meer dan 7 curven zijn kan dit deel horizontaal scrollen.
Onderaan elke curve staan twee knoppen om het aantal curven aan te passen:
om een nieuwe curve in te voegen. De nieuwe curve komt vòòr de curve waar op de knop wordt geklikt | |
om de curve te verwijderen. Als er nog andere curven achter aan komen, schuiven die op naar voren |
De gegevens (per curve) kunnen in drie groepen worden ingedeeld:
correctie bij overschrijden maximum dwarsversnelling
Klik hier voor overzicht: hoe kan een curve worden aangepast?
Trajectgegevens - overgangsboog
Normaal stuurgedrag in CurSim is dat aan het begin en einde van iedere curve de voorwielen weer rechtuit staan. Maar soms volgen twee gelijke bochten elkaar op zonder dat daartussen een rechtstand is gewenst, bijvoorbeeld bij een grote bocht waarbij de straal niet constant is. Dit kan in CurSim worden gesimuleerd met een overgangsboog: de grote bocht wordt in stukken gedeeld en ieder deel kan dan een eigen minimale straal krijgen.
In de balk waar de curven-nummers staan kan bij twee aansluitende en dezelfde bochten de optie overgangsboog worden aangevinkt.
Voorbeeld:
zonder overgangsboog | |
met overgangsboog | > |
Importeren traject
Hiermee kunnen de trajectgegevens van een eerder project worden ingelezen. Via bladeren kan het .json bestand waarin het traject staat worden geselecteerd, door het bestandstype aan te passen kunnen ook trajecten van CurSim versie 5 (*.tr3 bestanden) worden opgevraagd.
Na het selecteren van het .json bestand wordt eerst getoond welke versies van het traject in dat bestand zitten. Het ligt voor de hand dat dan de laatste (= meest recente) versie de juiste is.
Trajectgegevens - Curvetype
Dit zijn de meest bepalende parameters voor de manoeuvre, hier wordt het meest "getuned" om een rijcurve zo goed mogelijk passend te krijgen in de situatie:
Klik hier voor overzicht: hoe kan een curve worden aangepast?
type curve
Hier moet worden gekozen wat de rijrichting is, gezien vanuit de positie van de bestuurder. Dit wordt aangegeven met een code van 2 of 3 letters:
RV of RA = Rechtuit Vooruit of Achteruit
BLV of BLA = Bocht Linksom Vooruit of Achteruit
BRV of BRA = Bocht Rechtsom Vooruit of Achteruit
Afhankelijk van het type curve (bocht of recht) worden andere gegevens voor de curve getoond.
snelheid
Dit is de rijsnelheid in deze hele curve in km/h. Snelheden zullen in het algemeen laag zijn (CurSim wordt in de regel toegepast in krappe situaties en daar kan dan niet hard worden gereden). Bij hogere snelheden moet de maximaal toegestane dwarsversnelling worden verlaagd:
om CurSim betrouwbaar te houden aangezien geen slip wordt gesimuleerd
om het comfortabel en veilig te houden voor chauffeur, passagiers en lading.
Advieswaarden:
ruime situatie (binnenstraal > 20 m) | > 20 km/h |
gemiddelde situatie (binnenstraal > 15 m) | +/- 15 km/h |
krappe situatie | 5 km/h = wandelsnelheid |
Achteruit rijden | 3 km/h = rustig lopen |
bij een lagere snelheid kan er weliswaar krapper worden gemanoeuvreerd, maar dit gaat ten koste van de doorstroming.
indien bij maximale dwarsversnelling is gekozen voor de optie "B" (Bocht volgen) is het verstandig na uitvoering van de simulatie de logfile te controleren of de snelheid niet door CurSim is verlaagd ivm overschrijden van de toegestane dwarsversnelling.
afstand
Dit is alleen van toepassing bij Rechtuit rijden. Het is de (absolute) afstand die de wagen rechtuit rijdend aflegt. Dus bij achteruitrijden gewoon een positieve waarde invullen.
hoek
Dit is alleen van toepassing bij een Bocht. Het is de hoekverdraaiing die de wagen moet maken. De op te geven waarde is de absolute verdraaiing, ongeacht of het vooruit- of achteruitrijdend is, linksom of rechtsom. Zie onderstaand figuur, uitgangspunt is het zwarte voertuig:
minimum straal
CurSim probeert in een bocht zo'n klein/krap mogelijke straal te rijden. Dat is soms te krap, bijvoorbeeld als over een rotonde moet worden gereden met een eiland met een grote diameter. Door hier een grotere straalwaarde op te geven wordt verhinderd dat de bocht te krap wordt genomen.
De minimumstraal die het voertuig rijdt is uiteindelijk het gevolg van een samenspel van: minum straal die het voertuig kan halen bij maximaal verdraaid stuur, optredende dwarsversnelling, de te doorlopen hoek en de hier opgegeven waarde. Zie ook correcties rekenprogramma in de logfile. De grootste straal van al deze aspecten bepaalt de uiteindelijke straal die het voertuig rijdt of kan halen.
door bij de minimum straal een waarde "0" of "1" op te geven wordt voor de simulatie ingesteld dat het voertuig zo krap mogelijk mag rijden. De correcties door het rekenprogramma zorgen dat de uiteindelijke waarde realistisch/correct is. 0 Of 1 is handig als uitgangspunt, als de bocht te krap is kan daarna deze waarde eenvoudig worden verhoogd.
met deze waarde kan bij een geleed voertuig worden voorkomen dat deze schaart. Bijvoorbeeld bij een trekker-trailer combinatie: de relatief kleine trekker heeft zelf een kleine draaicirkel. Als de chauffeur het stuur maximaal zou verdraaien en een grote hoekverdraaiing zou maken zou hij zichzelf als het ware kunnen onthoofden als hij verder door zou rijden in onderstaande manoeuvre:
Trajectgegevens - Correctie dwarsversnelling
Hier kan worden ingesteld hoe het rekenprogramma moet corrigeren indien de dwarsversnelling wordt overschreden. De maximaal toegestane dwarsversnelling is een voertuiggegeven.
Het rekenmodel kan op twee manieren ingrijpen wanneer de dwarsversnelling wordt overschreden (zie ook correcties rekenprogramma):
"B" : | Bocht volgen, bij overschrijden dwarsversnelling snelheid verlagen |
"S" : | Snelheid handhaven, bij overschrijden dwarsversnelling straal vergroten |
In het algemeen is de optie Snelheid handhaven het beste om toe te passen.
optie "B" is vaak handiger om het voertuig langs een zekere binnenstraal te laten rijden, maar dan is het wel verstandig in de logfile te controleren of het rekenprogramma ivm dwarsversnelling de snelheid heeft moeten verlagen omdat dit niet/nauwelijks aan de weergave van de rijcurve is te zien. Een verlaagde snelheid kan de doorstroming van het ontwerp (teveel) beperken.
optie "S" helpt duidelijker bewust te zijn met welke snelheid wordt gereden in deze curve.
Klik hier voor overzicht: hoe kan een curve worden aangepast?
Trajectgegevens - Stuurbeweging
De instuurtijd en uitstuurtijd bepalen hoe snel/scherp een bocht kan worden ingestuurd en/of verlaten. Praktijkproeven hebben uitgewezen dat dit een sterke invloed heeft op de manoeuvre, het verschil tussen scherp of rustig insturen is al snel meerdere meters. CurSim kent bovendien verschillende manieren waarop een bocht kan worden verlaten (“uitstuurroutines”). De in te stellen gegevens zijn:
Door een bijzondere combinatie van uitstuurroutine + uitstuurhoek + uitstuurtijd kan een bijzondere manoeuvre worden gemaakt welke ook is toegepast in de NEN publicatie normen voor parkeergarages.
Klik hier voor overzicht: hoe kan een curve worden aangepast?
instuurtijd / uitstuurtijd
De stuurtijden zijn de tijden die nodig zijn om het stuur vanuit rechtuitstand te verdraaien tot maximale uitslag (instuurtijd) of vanuit maximale uitslag weer rechtuit (uitstuurtijd). Uit praktijkproeven is gebleken dat 3,0 s voor wagens met stuurbekrachtiging voor beiden representatieve waarden zijn. Zonder stuurbekrachtiging moet voor de instuurtijd 4 à 5 s worden genomen.
Langzamer in- of uitsturen (langere tijden) kunnen zonder meer worden toegepast: dan stuurt de chauffeur rustiger. Stuurtijden kunnen makkelijk langer dan 10 seconden zijn.
Sneller in- of uitsturen (kortere tijden) kan tot problemen leiden:
- wanneer een chauffeur het snellere sturen niet kan halen zal zijn bocht te ruim worden. Is er dan nog ruimte voor correctie?
- het leidt tot meer wringen van de sturende wielen, dit is niet alleen minder comfortabel (ook bij stuurbekrachtiging!) maar bij erg scherp insturen leidt dit ook tot extreme belasting en slijtage aan zowel voertuig als wegdek
- bij scherper insturen zal de dwarsversnelling plotseling toenemen (ruk: m/s3) dit kan als zeer oncomfortabel worden ervaren
- de achterzijde van het voertuig zal meer uitzwaaien
kortere stuurtijden kunnen wel worden toegepast in krappe situaties waar een bocht links direct op een bocht rechts volgt, of andersom. Omdat de ene uitstuurbeweging direct overgaat in de andere instuurbeweging gaat het sturen uiteindelijk sneller. Zowel de uitstuur- als de direct daaropvolgende instuurtijd kan dan worden beperkt tot 2,0 s.
PAS OP: stuurtijden korter dan 3,0 s alleen bij uitzondering toepassen, bijvoorbeeld bij voorzieningen die incidenteel worden gebruikt. Te korte stuurtijden leiden tot onrealistisch krappe manoeuvres die in de praktijk leiden tot zware belasting en zelfs schade aan voertuig en wegdek. |
uitstuurroutine
Standaard is het terugstuurgedrag het tegenovergestelde van insturen: het stuur wordt gelijkmatig naar rechtuitstand teruggedraaid. Dit is de routine "C" (Constant terugsturen). Daarnaast kent CurSim twee manieren van terugsturen waarbij het voertuig parallel uitkomt langs een rechte lijn:
"W" : | het voorWiel aan buitenkant bocht gaat langs een rechte lijn, bijvoorbeeld stoeprand |
"B" : | de Bovenbouw aan buitenkant bocht gaat langs een rechte lijn, bijvoorbeeld as van de weg of muur van een gebouw. |
vaak is bij de laatste bocht waarmee van een situatie wordt weggereden de uitstuurroutine Wielen of Bovenbouw van toepassing: wanneer chauffeurs met een bocht linksaf ergens van wegrijden zoeken zij automatisch met de rechter-voorkant van de wagen de kant van de weg (of rijstrook) op. Als er met een bocht rechtsaf wordt weggereden is het vaak de as van de weg waarlangs wordt gestuurd. |
uitstuurhoek
Wanneer de wagen precies volgens Wielen of Bovenbouw langs rechte lijn terugstuurt, duurt de curve theoretisch tot in het oneindige. In de praktijk is dit niet het geval vanwege verkanting van de weg, speling in stuurmechanisme, slip van de wielen, etc. Met de uitstuurhoek kan worden opgegeven tot welke resterende hoekverdraaiing dit algoritme moet worden gevolgd. Het restant bocht wordt met constant terugsturen afgerond.
In CurSim kan de uitstuurroutine ook niet tot in het "oneindige" worden doorgevoerd omdat dit tot rekenfouten leidt - in zulke gevallen wordt de manoeuvre opeens opvallend anders of kan het voertuig niet meer goed worden weergegeven.
goed bruikbare waarden voor terugstuurhoek liggen tussen 1 en 5 graden
soms wordt de afbeelding van de rijcurve fraaier als een bocht wat langer doorloopt dan kan ook een uitstuurhoek kleiner dan 1 graad worden opgegeven:
curves:
1e: BRV, uitstuurroutine "B", uitstuurhoek 1 gr | 1e: BRV, uitstuurroutine "B", uitstuurhoek 0,3 gr |
2e: RV, 7,5 m |
|
3e: BLV | 2e: BLV |
Door de 1e curve te verlengen (door de uitstuurhoek te verkleinen) is de rijcurve in totaal overzichtelijker. Maar dit is puur cosmetisch - de manoeuvre blijft gelijk.
LET OP: in een enkel geval kan het rekenprogramma bij uitstuurhoek kleiner dan 0,5 graad in de war raken. Dit is vooral het geval indien de wagen bij uitkomen van de bocht op 0 of 180 graden uitkomst (3 uur en 9 uur op de klok). Kies dan een grotere uitstuurhoek.
bijzondere manoeuvre: parkeervak inrijden volgens NEN
Door een speciale combinatie van parameters kan een bijzondere, en krappe, manoeuvre worden verkregen. Dit is de manoeuvre zoals weergegeven in de NEN 2443 norm voor parkeergarages in de manier hoe een voertuig vooruitrijdend een haaks parkeervak inrijdt. De instellingen hiervoor zijn:
- uitstuurroutine Bovenbouw langs rechte lijn;
- erg grote uitstuurhoek, meer dan 5 graden (tot wel meer dan 10 graden)
- uitstuurtijd 0,0 sec
Met deze gegevens wordt de manoeuvre voor een personenauto, met snelheid 4 km/h:
Waypoints
Deze functie is in CurSim 7.1 beschikbaar in CurWin, Optimize Cursim CE (MicroStation-app) en CurCad (AutoCAD-app voor CurSim).
Waypoints is een nieuwe manier om het te rijden traject op te geven. Door punten te klikken in het ontwerp zoekt CurSim de trajectgegevens waarbij de wagen het punt passeert:
- vooruit rijdend met hart vooras
- achteruit rijdend met hart achteras
CurSim heeft hierbij twee unieke kenmerken die andere simulatiepakketten niet hebben:
- CurSim bewaakt de realiteit van de manoeuvre naar het aangewezen waypoint
- CurSim maakt het mogelijk invoeren van het traject via waypoints of exacte trajectgegevens te combineren.
Let op: als trajectgegevens zijn gewijzigd via het traject-scherm dan moet eerst een simulatieberekening worden gedaan voordat het waypoint-mechanisme weer betrouwbaar kan worden gebruikt.
Cruciaal voor de betrouwbaarheid van de manoeuvre die met waypoints wordt aangegeven zijn de stuurtijden (insturen en uitsturen) en de rijsnelheid. Voor zowel in- als uitstuurtijd wordt aangehouden 3,0 seconden. Voor de rijsnelheid wordt aangehouden de snelheid die bij de Instellingen is opgegeven. Als een waypoint niet met de ingestelde snelheid kan worden gehaald, maar wel met een lagere snelheid dan wordt dit d.m.v. een melding op het scherm en met een opvallende kleur weergegeven. CurSim bewaakt op deze manier dat het aangegeven punt niet alleen op papier/in de simulatie, maar ook in de praktijk haalbaar is. | ![]() |
Werken-met-waypoints-wordt-het-beste-duidelijk-gemaakt-met-de-verschillende-instructie-video's-voor-de-toepassing-van-waypoints.-Deze-video's-staan-in-een-sub-map-'voorbeelden'-van-de-map-waar-CurSim-is-geïnstalleerd-(standaard-is-dit-C:\Program-Files-(x86)\DAT.Mobility\CurSim.De-weergave-van-waypoints-en-deze-kunnen-worden-bewerkt-verschillen-tussen-CurWin-(standalone-Windows-programma)-/-CurCad-(AutoCAD-app)-/-CurSim-Optimise-Connector-(MicroStation)-(nog-niet-geïmplementeerd). CurWin Waypoints-worden-aangegeven-met-gekleurde-symbolen-en-volgnummer-van-het-waypoint-(met-witte-en-zwarte-ondergrond): vooruit-rijden---waypoint-(nr-1)-kan-worden-bereikt-met-ingestelde-snelheidvooruit-rijden---waypoint-(nr-2)-kan-alleen-worden-bereikt-met-een-snelheid-lager-dan-de-ingestelde-waardeachteruit-rijden---waypoint-(nr-3)-kan-worden-bereikt-met-ingestelde-snelheidachteruit-rijden---waypoint-(nr-4)-kan-alleen-worden-bereikt-met-een-snelheid-lager-dan-de-ingestelde-waarde Wanneer-de-muis-(muisaanwijzer)-stil-wordt-gehouden-boven-een-waypoint-verschijnt-er-een-klein-info-kader:---waypoint-nummer---type-manoeuvre---actuele-snelheid-om-dit-waypoint-te-bereiken-(in-dit-geval-lager-dan-de-ingestelde,-daarom-waypoint-oranje) --wenssnelheid-(ingestelde-snelheid) - Standaard-is-een-waypoint-een-punt-dat-met-een-bocht-vooruitrijdend-bereikt-moet-worden.Om-rechtuit-rijden-te-forceren-moet-bij-aanklikken-de-Ctrl-toets-worden-ingedrukt.-Als-het-waypoint-niet-exact-in-het-verlengde-van-het-midden-van-het-voertuig-ligt-wordt-het-waypoint-getransleerd-naar-recht-voor-(het-midden-van)-het-voertuig.Om-achteruit-te-rijden-te-forceren-moet-bij-aanklikken-de-Shift-toets-worden-ingerdukt.Om-reeds-ingevoerde-waypoints-te-kunnen-aanpassen-moet-eerst-de-muisaanwijzer-boven-het-waypoint-worden-geplaatst: geen-info-kader---waypoint-niet-aanpasbaar info-kader-zichtbaar---waypoint-aanpasbaar Pas-als-het-info-kadertje-verschijnt-kan-het-waypoint-worden-aangepast:om-het-waypoint-te-verplaatsen:-klik-het-waypoint-aan-en-sleep-dit-naar-de-gewenste-locatieom-het-waypoint-te-verwijderen:-druk-op-de-Del-(delete)-toetsterug-naar-boven CurCad Waypoints-worden-aangegeven-met-blauwe-symbolen,-als-de-muis-er-boven-stil-wordt-gehouden-wordt-informatie-gegeven: waypoints: info-van-curve-naar-dit-waypoint: waypoint-toevoegen---vooruit-rijden: waypoint-toevoegen---achteruit-rijden: Om-een-waypoint-te-verwijderen-moet-de-Shift-toets-worden-ingedrukt-bij-het-aanklikken-van-het-waypoint,-bij-de-muispointer-verschijnt-dan-een-minteken.- - Let-op:-na-verwijderen-van-een-waypoint-moet-een-simulatieberekening-worden-gedaan-om waypoints-betrouwbaar-te-kunnen-blijven-gebruiken.terug-naar-bovenOverzicht:-hoe-kan-een-curve-worden-aangepast?Een-aantal-mogelijkheden-om-curven-aan-te-passen:scherper-/-flauwer-insturen/uitsturenkleinere-/-ruimere-bochtminder-uitzwaai" style="margin-bottom: 8pt; margin-left: 0cm; line-height: 107%; font-size: 13px; font-family: Tahoma, Geneva, sans-serif;">
Werken met waypoints wordt het beste duidelijk gemaakt met de verschillende instructie-video's voor de toepassing van waypoints. Deze video's staan in een sub-map 'voorbeelden' van de map waar CurSim is geïnstalleerd (standaard is dit C:\Program Files (x86)\DAT.Mobility\CurSim.
De weergave van waypoints en deze kunnen worden bewerkt verschillen tussen CurWin (standalone Windows-programma) / CurCad (AutoCAD app) / CurSim Optimise Connector (MicroStation) (nog niet geïmplementeerd).
CurWin
Waypoints worden aangegeven met gekleurde symbolen en volgnummer van het waypoint (met witte en zwarte ondergrond):
vooruit rijden - waypoint (nr 1) kan worden bereikt met ingestelde snelheid | ||
vooruit rijden - waypoint (nr 2) kan alleen worden bereikt met een snelheid lager dan de ingestelde waarde | ||
achteruit rijden - waypoint (nr 3) kan worden bereikt met ingestelde snelheid | ||
achteruit rijden - waypoint (nr 4) kan alleen worden bereikt met een snelheid lager dan de ingestelde waarde |
Wanneer de muis (muisaanwijzer) stil wordt gehouden boven een waypoint verschijnt er een klein info-kader: |
|
Standaard is een waypoint een punt dat met een bocht vooruitrijdend bereikt moet worden.
Om rechtuit rijden te forceren moet bij aanklikken de Ctrl-toets worden ingedrukt. Als het waypoint niet exact in het verlengde van het midden van het voertuig ligt wordt het waypoint getransleerd naar recht voor (het midden van) het voertuig.
Om achteruit te rijden te forceren moet bij aanklikken de Shift-toets worden ingerdukt.
Om reeds ingevoerde waypoints te kunnen aanpassen moet eerst de muisaanwijzer boven het waypoint worden geplaatst: | ||
|
| |
Pas als het info-kadertje verschijnt kan het waypoint worden aangepast:
- om het waypoint te verplaatsen: klik het waypoint aan en sleep dit naar de gewenste locatie
- om het waypoint te verwijderen: druk op de Del (delete) toets
CurCad
Waypoints worden aangegeven met blauwe symbolen, als de muis er boven stil wordt gehouden wordt informatie gegeven:
waypoints: | info van curve naar dit waypoint: |
waypoint toevoegen - vooruit rijden: | waypoint toevoegen - achteruit rijden: |
Om een waypoint te verwijderen moet de Shift-toets worden ingedrukt bij het aanklikken van het waypoint, |
Overzicht: hoe kan een curve worden aangepast?
Een aantal mogelijkheden om curven aan te passen:
Scherper of flauwer insturen/uitsturen
Hoe scherp of flauw een bocht wordt ingestuurd of uitgestuurd ligt (naast voertuigafmetingen) aan de verhouding rijsnelheid - stuurtijd - minimale straal. De invloeden zijn:
gewenste aanpassing | scherper | flauwer | attentie |
rijsnelheid | lager | hoger | let op dat de rijsnelheid niet onrealistisch laag wordt. |
stuurtijd | korter | langer | stuurtijden (zowel in- als uitsturen) alleen bij uitzondering minder dan 3 sec, wees hier voorzichtig mee omdat een lage waarde een onrealistisch gunstig beeld van de manoeuvreerbaarheid van het voertuig geeft. |
minimale straal | kleiner | groter | minimale straal die voertuig kan halen hangt af van |
Let op dat bij scherper insturen er meer uitzwaai is:
- bij vooruit rijden van de achterkant van het voertuig
- bij achteruit rijden van de voorkant van het voertuig
Onderstaand figuur toont voor een zelfde bocht (bocht rechtsom vooruit, 120 graden, kleinste straal is minimum straal wagen = 3,80 m) het effect:normaal = instuurtijd 3 sec, 10 km/h
scherp = instuurtijd 3 sec, 5 km/h
flauw = instuurtijd 9 sec, 10 km/h
Om bij achteruitrijden bij een keermanoeuvre de uitzwaai van de voorkant te beperken, geef bij een snelheid van 4 km/h als instuurtijd op ca 9 sec.
Toepassing van een scherpere of flauwere bocht heeft invloed op waar de manoeuvre voor de bocht begint of eindigt, het kan daardoor nodig zijn het einde van de voorgaande of opvolgende curve aan te passen.
Kleinere / ruimere bocht
Bochten kunnen nooit kleiner worden gemaakt dan wat voertuigtechnisch mogelijk is (als het stuur maximaal is verdraaid). CurSim maakt standaard de bocht zo klein mogelijk, zie ook correcties rekenprogramma.
Met het traject-gegeven minimale straal kan CurSim worden gedwongen een grotere draaicirkel aan te houden, bijvoorbeeld omdat het voertuig de bocht anders te krap maakt.
Om de bocht kleiner te maken kan het volgende worden gedaan:
- minimale draaicirkel van curve verkleine (dit heeft alleen zin als de waarde groter is dan wat het voertuig kan)
- snelheid verlagen in het geval er vanwege een te grote dwarsversnelling en de optie “Snelheid handhaven” door CurSim is vergroot naar een ruimere bocht. Let op dat hierdoor ook de bocht scherper wordt ingestuurd (*)
- optie “Bocht volgen” kiezen als optie voor correctie bij overschrijden dwarsversnelling (*)
- scherper insturen: het voertuig heeft dan sneller de voor die bocht haalbare minimale straal te pakken
(*) let na het uitvoeren van de simulatie op of de snelheid niet tever is verlaagd om aan de maximaal toegestane dwarsversnelling te kunnen voldoen.
NB: verhogen van de dwarsversnelling kan de bocht ook kleiner maken, wees uiterst voorzichtig deze waarde hoger te maken dan de standaard waarden.
Een ruimere bocht kan worden verkregen door een grotere minimale straal op te geven bij de trajectgegevens, of door een tegenstuur beweging te maken:
normaal | = | bocht rechtsaf zonder tegensturen |
grotere straal | = | bocht kan alleen worden gehaald door voor aanvang op het midden van de weg te gaan rijden |
tegensturen | = | vlak voor het afslaan wordt tegengestuurd. Voor een situatie als deze is dit de meest toegepaste oplossing |
LET OP: in bovenstaande situatie bestaat bij tegensturen gevaar dat achterop komende (brom)fietsers de wagen rechts zullen willen passeren. Dit is levensgevaarlijk!
in elk van de bovenstaande 3 voorbeelden heeft de wagen een stuk van de weg van de tegenligger nodig. Als het niet zo druk is met overig verkeer en er goed zicht is regelt zich dit wel. Wanneer het wel druk is en er mogelijk zelfs verkeerslichten staan, moet de plaats van de stopstreep zodanig worden gekozen dat de vrachtwagencombinatie rechtsaf kan slaan.
Minder uitzwaai
Bij het ingaan van een bocht kan de “achterkant” van het voertuig uitzwaaien: bij vooruit rijden inderdaad de achterkant, maar bij achteruitrijden geldt dit voor de voorkant van het voertuig. Dit uitzwaaien is sterker naarmate:
- de verhouding stuursnelheid/rijsnelheid groter is (scherper insturen)
- de overhang van de bovenbouw ten opzichte van de achteras (bij vooruitrijden) of vooras (bij achteruit rijden) groter is.
In de regel zal het moeilijk zijn de rijsnelheid te verhogen, maar het is wel mogelijk de instuurtijd te verlengen. In plaats van de standaard instuurtijd kan deze tijd probleemloos worden verhoogd naar 6, 9 , 12 seconden of nog langer. Dit resulteert in rustiger stuurgedrag. Een andere mogelijkheid is de bocht in tweeën te delen waarbij het eerste deel een kleine hoek heeft waarmee het voertuig iets opzij gaat. Zie de aangegeven uitzwaaien van de achterkant van de oplegger (met de laatste as meesturend zoals gebruikelijk bij wagens voor supermarkten) voor een bocht van 90 graden.
Opmaak
De opmaak-opties bepalen de weergave van de rijcurve op scherm/afdruk en het genereren van een DXF-file.
Op tabblad "Weergave rijcurve" kunnen de opties die de weergave bepalen worden ingesteld:
- weergave volledig voertuig (standaard en op gekozen punten)
- selectie weer te geven lijnen van onderstel (wielen) en bovenbouw
- weergeven veiligheidscontour (veiligheidsmarge) rondom de contouren van de gesimuleere manoeuvre
- weergeven geselecteerde curven (niet hele traject weergeven)
- opties voor DXF files. Dit betreft ook instellingen voor de weergave van de manoeuvre (layernamen en -kleuren). Met DXF files kunnen gesimuleerde manoeuvres ook worden gebruikt in andere ontwerp-omgevingen dan AutoCAD en MicroStation.
Ter toelichting kan een omschrijving worden opgegeven.
Opmaak - volledig voertuig
Het volledige voertuig wordt getoond aan het begin en einde van het hele traject, en op de grens van iedere curve het voertuig volledig weergegeven. Als wordt opgegeven dat niet alle curven moeten worden getoond worden alleen voor de geselecteerde curven het voertuig getoond. Bij een eenvoudige keermanoeuvre (rechtuit vooruit (RV) - bocht rechtsaf vooruit (BRV) - rechtuit achteruit (RA) - bocht rechtsaf vooruit (BRV) is de weergave dan: | ![]() |
Het is ook mogelijk een (hemelsbrede) afstand op te geven waarna het voertuig weer moet worden weergegeven. Hiermee kan de positie van het voertuig op een bepaalde positie, die niet samenvalt met het einde van een curve, worden getoond. Als bijvoorbeeld voor de afstand wordt opgegeven 11 m dan wordt dezelfde keermanoeuvre als volgt weergegeven. In de 1e bocht rechtsaf vooruit is de wagen ongeveer halverwege de bocht mooi te zien (deze is met de hand grijs gekleurd). Door een "-" op te geven wordt deze optie niet gebruikt. ![]() | ![]() |
Opmaak - trajectlijnen
Van het voertuig kunnen markante punten worden gekozen om te volgen tijdens de manoeuvre door het ontwerp. Deze trajectlijnen van het onderstel en bovenbouw zijn, afhankelijk van voertuig en situatie, de baanbeschrijvende punten van onderstel en bovenbouw. Om wijzigingen in de opmaak zichtbaar te maken moet de simulatie opnieuw worden uitgevoerd.
Trajectlijnen bovenbouw
De weer te geven lijnen kunnen worden aangevinkt per voertuigdeel. Per voertuigdeel zijn in de regel(*) dit de contourlijnen (beschrijvende lijnen):
- voorzijde - buitenkant bocht. Voor het voertuigdeel is dit de buitenste lijn. Bij gelede voertuigen is in de regel deze lijn van het 1e voertuigdeel ook de buitenste voor het hele voertuig, met uitzondering van het einde van de bocht (zie verderop).
- achteras - binnenkant bocht. Voor het voertuigdeel is dit de binnenste lijn. Bij gelede voertuigen is in de regel deze lijn van het laatste voertuigdeel de binnenste voor het hele voertuig
- achterkant - buitenkant bocht. Dit is vooral belangrijk wanneer een scherpe bocht wordt gemaakt en de achterkant dan uitzwaait
(*) bij normale voertuigen: afstand voorkant voertuig tot hart achteras is groter dan de afstand achterkant tot hart achteras.
Het is vaak handig om eerst alle opties in te schakelen en de manoeuvre uit te zoeken. Als dit klaar is dan kunnen stuk voor stuk opties worden uitgeschakeld en zolang dan geen contour-lijnen wegvallen maakt dit de weergave vaak duidelijker.
alle lijnen bovenbouw: | |
voorzijde - buitenkant bocht | |
bij achteras - binnenkant bocht | |
achterzijde - buitenkant bocht |
Bij gelede voertuigen worden voor de geleding de lijnen aan beide zijden getoond omdat de beweging van een geleding wat na-ijlt op het voorgaande voertuigdeel.
Trajectlijnen onderstel
In de meeste gevallen zijn de trajectlijnen van wielen niet maatgevend aangezien de wielen normaliter binnen de opbouw van het voertuig vallen en het voertuig in zijn geheel ergens door/langs heen moet kunnen gaan.
De lijnen van voorwielen zijn wel interessant wanneer de bovenbouw voorbij een punt of lijn mag komen terwijl de wielen dat niet mogen. Bijvoorbeeld een stoep of berm direct na een krappe bocht waar de wielen voor de stoep/berm langs moeten rijden maar de voorkant er overheen mag vegen.
Vooras
In het CurSim simulatiemodel heeft alleen het 1e voertuigdeel een vooras, daarom kan ook alleen maar op het 1e voertuigdeel de vooras worden geselecteerd om weer te geven. Weergegeven wordt het wiel aan buitenkant bocht van de (voorste) vooras: dit is de buitenste baan van de wielen van het (1e) voertuigdeel en normaalgesproken het hele voertuig..
Achteras
Ieder voertuigdeel kent tenminste één achteras, bij vrachtwagens is er vaak meer dan één achteras. Deze optie laat de baan van de vervangende achteras zien welke wordt bepaald door de opgegeven wielbasis, zie ook vervangende assen. Dit is de baan aan binnenzijde van de bocht aangezien het voertuigdeel ter hoogte van de (vergangende) achteras de kleinste boog maakt.
Bij gelede voertuigen heeft ieder voertuigdeel ter hoogte van de (vervangende) achteras de kleinste boog. Het hangt van de situatie af welk voertuigdeel uiteindelijk de kleinste boog maakt (oplegger heeft twee starre assen en laatste as is meesturend):
De achteras van de oplegger (paars/magenta) maakt een veel kleinere boog dan de trekker (blauw). Omdat bij opeenvolgende bochten de baan van de geleding kan naijlen, worden van de achteras van het 2e en volgende voertuigdeel de beide achterassen getoond (rood-bruin).
Trajectlijnen bovenbouw
Per voertuigdeel kunnen markante punten van de bovenbouw worden geselecteerd, per voertuigdeel geven deze de begrenzende lijnen aan:
voorzijde buitenkant bocht: dit is de uiterste lijn aan buitenzijde bocht
bij achteras binnenkant bocht: dit is de uiterste lijn aan binnenzijde bocht
Deze twee lijnen geven per voertuigdeel de uiterste lijnen van de bovenbouw weer.
Opmaak - weergave niet alle curven
Standaard wordt de hele manoeuvre getoond: voertuigen en trajectlijnen. De standaardwaarde voor de startcurve=1 en voor de eindcurve=99.
In sommige gevallen kan het handig zijn alleen een deel van een manoeuvre te tonen. Bijvoorbeeld wanneer vooruit- en achteruitrijden door elkaar heen lopen. Met deze optie kan dan worden aangegeven welk deel moet worden getoond.
Klik hier hoe je meerdere delen van een manoeuvre zichtbaar maakt in CurWin, AutoCAD of MicroStation.
Zie bijvoorbeeld bijgaande keermanoeuvre voor een trekker-oplegger. Het totale traject bestaat uit:
curve 1: Recht Vooruit
curve 2: Bocht Rechts Vooruit
curve 3: Bocht Links Vooruit
curve 4: Recht Achteruit
curve 5: Bocht Links Achteruit
de hele manoeuvre |
|
vooruit rijden: curven 1 t/m 3 |
|
achteruit rijden: curven 4 en 5 |
|
Weergeven één manoeuvre in meerdere delen
LET OP: er wordt van een CurSim-project altijd maar één afbeelding getoond - conform de actuele instellingen. Dit door weer een simulatie uit te voeren. Om één project/manoeuvre in meerdere delen te kunnen laten zien:
- CurWin: ondersteunt dit niet in het programma zelf.
Je kunt wel: (1) het 1e deel weergeven en daar een DXF van laten maken, (2) verander dan de naam van die DXF-file, (3) geef het 2e deel van de manoeuvre weer en die is dan weer in de DXF-file met de projectnaam - AutoCAD:
(1) geef het 1e deel van de manoeuvre weer, (2) geef het commando "clone" en selecteer de manoeuvre (je hoeft verder niets op te geven), (3) geef het 2e deel van de manoeuvre weer - MicroStation:
Zie handleiding Optimize Cursim CE
En dit kan voor meerdere delen steeds weer worden herhaald.
Opmaak - DXF-files
In dit scherm kunnen opties voor DXF-files worden ingesteld:
- algemeen: (automatisch) genereren van DXF-files en grootte van units in het CAD systeem
- gegevens van invoegpunt: X- en Y-coördinaten en stand
- opties voor namen en lijnkleuren van layers
Een door CurSim gemaakte DXF file van een manoeuvre kan in een ontwerpomgeving worden ingelezen. Hiermee kan CurSim ook worden gebruikt in combinatie met andere CAD systemen dan AutoCAD en MicroStation. Zie werken met CurSim hoe dit kan worden gedaan.
Algemeen (genereren DXFfile en grootte CAD-unit)
Door deze optie in te schakelen wordt er na een simulatieberekening automatisch een DXF-file gegenereert, met dezelfde directory+naam als de projectnaam.
Met de CAD unit kan de DXF-file worden afgestemd op de units in het CAD systeem. Als een weg die in werkelijkheid 6 meter breed is, in de CAD omgeving is getekend met een breedte van:
6,0000 -> | dan is de tekeneenheid in CAD meter en moet hier worden ingevuld: 1000 |
6000,0 -> | dan is de tekeneenheid in CAD millimeter en moet hier worden ingevuld: 1 |
Desgewenst kan de tekening in de DXF-file uiteraard in de CAD omgeving zelf nog eens worden geschaald naar de juiste eenheid/grootte.
Invoegpunt
Dit bepaalt plaats en stand van de startpositie van het voertguig in de DXF-file:
coördinaten: | de X- en Y-coordinaat van hart vooras voertuig op het startpunt (volgens het coördinatenstelsel van de CAD-tekening - zie ook hierboven bij CAD-unit) |
stand: | de stand van het voertuig in een cirkel van 360 graden |
door voor X en Y de waarde 0,0 te laten wordt het invoegpunt van de rijcurve hart vooras op vertrekpunt. Hiermee kan de rijcurve eenvoudig met het startpunt in de tekening worden ingevoegd.
Namen en kleuren van layers
Hier kunnen namen en kleuren voor layers worden opgegeven. Deze worden toegepast in CurWin, CurCad voor AutoCAD, de Optimize CurSim Connector voor Microstation en in een te genereren DXF-file.
Voor elke layer kan de naam worden opgegeven en ook worden gekozen of er in de DXF-file kleur-informatie moet worden opgegeven of niet. Wordt gekozen voor “geen” dan wordt de instelling in de DXF-file “color by layer”. Indien gekozen wordt voor kleur-informatie kan vervolgens een kleurnummer worden opgegeven welke in de DXF-file voor die layer wordt toegepast.
Een opgegeven kleurnummer wordt altijd gebruikt als kleur in CurWin zelf, ongeacht of is gekozen voor dat die kleur in de DXF-file moet komen opgenomen als layer-kleur, of niet
LET OP: in AutoCAD wordt vaak gewerkt met een zwarte achtergrond en witte lijnen om te tekenen. Omdat CurWin een witte achtergrond heeft zijn witte lijnen niet zichtbaar, dan moet voor die layers een andere kleur worden gekozen.
Opmaak - veiligheidscontour
Deze functie is in CurSim 7.1 beschikbaar in CurWin (windows applicatie) en CurCad (app voor AutoCAD).
Wanneer de manoeuvres in de simulatie worden uitgevoerd met realistische gegevens:
- passend voertuig
- realistische snelheid
- stuurtijden minimaal 3.0 seconden
Dan toont CurSim manoeuvres die in de praktijk door chauffeurs normaalgesproken goed zijn te maken (de gemiddelde chauffeur rijdt zelfs iets efficiënter). Zoals bij 'Resultaat beoordelen' is behandeld is het verstandig om rondom de contouren van een manoeuvre nog wat extra vrije ruimte aan te houden om kleine stuurfoutjes op te vangen. Die kan worden opgegeven met de optie 'Veiligheidscontour'.
Wanneer in plaats van een streepje ('-') een afstand wordt opgegeven dan wordt rondom de contouren van de manoeuvre op die opgegeven afstand een lijn weergegeven die de 'veiligheidsmarge' aangeeft. Op het tabblad DXF van de opmaak kan de naam van de layer en de standaard kleur worden opgegeven voor het actuele project en bij de Instellingen kan de standaard waarde worden opgegeven.
zonder veiligheidscontour: manoeuvre is mogelijk | met veiligheidscontour op 1,0 m (gekozen waarde tbv voorbeeld): manoeuvre is mogelijk maar heeft niet voldoende ruimte voor opvangen stuurfoutje - zie blauwe pijl |
Zie 'Resultaat beoordelen' voor geadviseerde waarden voor de veiligheidscontour (veiligheidsmarge).
bij een simulatie waarbij het voertuig zijn eigen route 'doorkruist' wordt alleen de contourlijn aan de buitenkant weergegeven:
|
|
Resultaten
Alleen van toepassing voor CurWin
De resultaten van een simulatie bestaan uit twee delen:
- de weergave van de manoeuvre: de presentatie van de manoeuvre volgens de gekozen opmaak. De weergave is in CurWin in het rechter deel van het scherm (Resultaten), in de CAD omgevingen (AutoCAD en MicroStation) is het in die omgevingen zelf. Voor andere CAD systemen kan de DXF file met de manoeuvre worden ingelezen.
de logfile- tekstuele rapportage van invoergegevens en eventueel door CurSim toegepaste correcties
Resultatenscherm
Alleen van toepassing voor CurWin
Dit is het werk-scherm voor CurWin - in de CAD omgevingen (AutoCAD en MicroStation) is dit niet van toepassing. In het afbeeldingsdeel kan het volgende worden gedaan:
in/uit - zoomen zodat hele afbeelding zichtbaar wordt (stapsgewijs zoomen kan met het muis-wiel) | |
in/uit - schakelen van zichtbaarheid van lagen | |
| achtergrond/ondergrond - te beoordelen ontwerp: wissen (Nieuw) of inlezen |
| startpositie voertuig opgeven |
| simulatie en animatie van rijdend voertuig volgen |
Resultatenscherm - ondergrond
Alleen van toepassing voor CurWin
Met de knop in het resultatenscherm kan een DXF-file worden ingelezen die als ondergrond wordt gebruikt waar overheen rijcurve overheen wordt getoond.
De DXF-file kan via bladeren worden geselecteerd. Daarna moet de eenheid van de tekening worden opgegeven. Als een weg die in werkelijkheid 6 meter breed is, in de DXF-file is vastgelegd met een breedte van:
6,0000: | dan is de tekeneenheid in CAD meter en moet hier worden ingevuld: 1000 |
6000,0: | dan is de tekeneenheid in CAD millimeter en moet hier worden ingevuld: 1 |
Resultatenscherm - startpositie voertuig
De manier van opgeven startpositie verschilt:
- CurWin (standalone Windows programma en andere ontwerpomgevingen)
- AutoCAD
- MicroStation
Het werkt vaak handig als de startpositie wordt gekozen een einde (ca 20 m, in ieder geval ruim een voertuiglengte) voor de eerste bocht.
CurWin
Met de knoppen en
kan de startpositie van het voertuig worden opgegeven. Dit is (vooral) van toepassing als in het resultatenscherm een ondergrond is geladen. Dit hangt nauw samen met de X- en Y-coördinaten, en de hoek voor de stand, die worden opgegeven bij de opmaak. Wijzigingen in de positie en stand in het scherm dmv deze knoppen worden automatisch overgenomen in de opmaak. Wijzigingen in het scherm voor opmaak worden automatisch verwerkt in de weergave in het scherm.
Voor de startpositie wordt een DXF-layer "CURSIM_start" aangemaakt (de toegepaste naam is wat bij de opmaak is opgegeven als naam voor deze layer).
Met de knop kan het voertuig worden geplaatst:
druk de muisknop in om het plaatsen te starten - het voertuig verschijnt met hart vooras "aan de muispijl"
houdt de muisknop ingedrukt en positioneer het voertuig met hart vooras op de goed positie
laat de muisknop los om het voertuig daar te laten staan.
Met de knop kan stand worden opgegeven:
het voertuig draait rond, om het midden van de vooras
druk de muisknop in om het draaien te starten
beweeg de muis, het voertuig draait mee met de posities van de muis in het scherm laat de muisknop los om het voertuig in de goede stand te laten staan.
AutoCAD
Met de knop ????PM???? of het commando "plaats" kan de startpositie van het voertuig worden opgegeven. Het voertuig verschijnt dan met hart vooras aan de muispijl en de positie kan op de gebruikelijke manier worden aangegeven. Zolang de positie nog niet is vastgelegd door te klikken, kan met het indrukken van de CTRL toets op het toetsenbord voertuig worden geroteerd. Uiteraard kan ook eerst de positie worden aangegeven en het blokje van het voertuig daarna worden gedraaid.
MicroStation
De startpositie van het voertuig kan op twee manieren worden gedefinieerd:
Ten eerste door een traject-definitie te laten genereren met behulp van bestaande (lineaire) geometrie in de tekening. Als de knop "Selecteer traject in tekening" wordt aangeklikt dan kan een lineair element worden aangewezen in de tekening. Deze geometrie wordt vervolgens vertaald naar CurSim trajectsegmenten en op het begin van het geselecteerde lineaire element zal de startlocatie cell (symbool) worden geplaatst. Dit is de startpositie voor de simulatie. | |
De tweede methode bestaat uit het handmatig plaatsen van een startlocatie cell. Dit kan worden uitgevoerd met behulp van de "Plaats cell waarmee startlocatie kan worden gedefinieerd" knop. De startlocatie cell kan hiermee op een willekeurige locatie (en met een willekeurige rotatie) in de tekening worden neergezet. |
Resultatenscherm - animatie volgen
Alleen van toepassing voor CurWin
Direct nadat een simulatieberekening is uitgevoerd wordt de manoeuvre van het voertuig met een animatie weergegeven, mits hiervoor is gekozen bij de instellingen. De weergave van de animatie is afhankelijk van de keuze onderaan het resultatenscherm: |
|
normaal= | met werkelijke snelheid, de snelheid waarmee het voertuig op het scherm "rijdt" is werkelijke opgegeven snelheid. |
turbo= | animatie zo snel als mogelijk op de PC |
overslaan= | de animatie wordt overgeslagen, de manoeuvre staat "ineens" op het scherm |
Tijdens uitvoering van de animatie kan eenvoudig worden gewisseld tussen de standen "turbo" en "normaal".
omdat de animatie een flinke belasting is op de rekenkracht van de PC, kan het zijn dat omschakeling van “turbo” naar “normaal” iets verlaat reageert.
tijdens uitvoeren van een animatie zijn de knoppen van het Resultatenscherm inactief.
Logfile
De logfile rapporteert over een uitgevoerde simulatieberekening. De inhoud is:
- eerst een kader met voertuiggegevens
- daarna per curve een kader met opgegeven trajectgegevens en eventuele correcties door CurSim.
Het is van belang de logfile te controleren wanneer er door CurSim is gecorrigeerd ivm overschrijding van de maximaal toegestane dwarsversnelling en de optie “Bocht volgen” is gekozen. In de logfile kan dan worden gecontroleerd of de snelheid niet te laag is geworden (met als gevolg slechte doorstroming).
De logfile is uitstekende documentatie van de simulatie.
De inhoud van de logfile is eenvoudig ASCII format, het kan makkelijk worden opgenomen in een ander document. Om het goed geformatteerd te houden moet een non-scalable font (= géén True Type font) worden gekozen zoals “Courier”.
Realistische simulatie
Het CurSim simulatie model is in verschillende praktijktests getoetst en correct/nauwkeurig gebleken. Maar een realistische simulatie is natuurlijk ook gebaseerd op de invoer, deze moet ook realistisch zijn:
- gesimuleerd voertuig:
is het juiste type voertuig toegepast en zijn de specificaties correct+volledig. Zie bij voertuiggegevens. De specificaties van voertuigen die door DAT.Mobility zijn geleverd zijn correct. Voor assistentie bij het (zelf) specificeren van speciale voertuigen: neem contact op met de helpdesk. - realistische trajectgegevens, met name:
snelheid: realistisch - niet te laag, zie ook trajectgegevens - curvetype
stuurtijden: niet te kort, alleen in uitzonderingsgevallen korter dan 3,0 seconden, zie ook trajectgegevens - stuurbeweging
Voor vrachtverkeer komt hierbij als voorwaarde dat bij achteruitrijden bochten rechtsom uiterst moeilijk kunnen worden gemaakt, vooral bij gelede voertuigen. Bij rechtsom achteruit draaien hebben chauffeurs geen zicht op de achterkant van de wagen en rijden in feite "blind", zie figuur. De gekleurde gebieden geven aan wat ongeveer waar zichtbaar is. Chauffeurs rijden in de praktijk daarom liever een blokje om als ze dan linksom achteruit te kunnen draaien. Door het raampje open te draaien en hoofd buiten boord te steken kunnen ze dan deze hele zijkant en wat er achter de wagen is in de gaten houden. Op deze manier kunnen ze de combinatie vrij strak om een hoek laten draaien. Indien rechtsom achteruit moet worden gedraaid moet niet alleen meer veiligheidsmarge worden toegepast maar bovendien is het veilig/noodzakelijk iemand de achterkant van de wagen in de gaten te laten houden en zonodig tijdig "HO!" te laten roepen. |
Wanneer aan de voorwaarden voor realistische simulatie wordt voldaan geeft de simulatie een getrouw beeld van de manoeuvre van het voertuig. Op basis daarvan kan dan de geschiktheid van de situatie worden beoordeeld
Resultaat beoordelen
De beoordeling van de simulatie bestaat uit 4 onderdelen:
- is de simulatie gebaseerd op realistische invoergegevens
- zijn goede veiligheidsmarges aangehouden
- (overige) verkeerskundige aspecten
- beoordelingvan de simulatie
Veiligheidsmarges
Ook een realistische simulatie is maar een weergave hoe de manoeuvre kan worden uitgevoerd. Als realistische invoergegevens zijn toegepast, rijden chauffeurs in de praktijk wat beter/efficiënter dan de CurSim-simulatie. Toch is ook gebleken dat, om een ontwerp goed te laten functioneren, ten opzichte van CurSim manoeuvre nog enige extra ruimte, "veiligheidsmarge", nodig is - afhankelijk van:
duidelijkheid van de situatie (kan een chauffeur goed overzien hoe moet worden gereden)
moet rekening worden gehouden met ander verkeer, in het bijzonder fietsers en voetgangers
bekwaamheid van de chauffeur: minder ervaren chauffeurs, onbekend met de situatie, opereren onder stress (tijdsdruk, file, rijtijden)
Wanneer de situatie duidelijk is en er geen ander verkeer is, is maar weinig marge nodig, aan weerszijden 0,5 m zal al voldoende zijn. Maar op een krappe rotonde waar geen vrijliggend fietspad is, is rondom zeker 1,0 m marge nodig.
Uit praktijk ervaring is gebleken dat voor grote vrachtwagens (trekker-trailer, vrachtwagen-aanhangwagen) bij rondom 0,75 m vrije ruimte een ontwerp goed functioneert. Omdat dit vaak nog wel als krap wordt ervaren door chauffeurs heeft het voorkeur rondom 1,0 m vrije ruimte aan te houden.
Let erop dat CurSim manoeuvres nog niet voertuigspiegels weergeven. Deze zitten bij bussen en vrachtwagens meestal juist op de ongunstigste plaats: helemaal vooraan. Voor spiegels moet aan extra breedte worden gerekend:
- personenauto's: 0,15 à 0,20 m
- bestelwagens: 0,20 m
- vrachtwagens: 0,25 à 0,35 m
- bussen, spiegels traditionele opstelling: 0,30 m
- bussen, spiegels naar voren gericht: 0,30 m en soms wat extra lengte (max 0,40 m)
Verkeerskundige aspecten
Naast voldoende manoeuvreruimte (incl veiligheidsmarge) moeten ook de verkeerskundige aspecten worden beschouwd, zoals:
- kan het voertuig met voldoende snelheid door het ontwerp. Dit is vooral van belang als het verkeer goed moet kunnen doorstromen. Wanneer grote voertuigen tot stapvoets moeten afremmen om een bocht of rotonde te kunnen halen duurt het niet alleen lang voordat ze door het ontwerp zelf zijn, maar ook gaat nog tijd verloren voor meer afremmen en weer optrekken
- blokkeren ze tijdens de manoeuvre de doorgang of hebben ze de volledige breedte van weg of kruispunt nodig. Het kan acceptabel zijn dat dit gebeurd wanneer de situatie duidelijk/overzichtelijk is en het overige verkeer niet druk is. Chauffeurs van vrachtwagens zullen makkelijk de volle breedte van de weg gebruiken: ze doen de alarmknipperlichten aan en gaan duidelijk links rijden. Als ander verkeer dit tijdig ziet regelt zich dit meestal wel.
Chauffeurs blokkeren vaak de doorgang juist om te voorkomen dat ander verkeer vlak voor of achter de wagen langs wil glippen via een dode hoek.
- moeten achteruitrijdende wagens andere verkeersstromen doorkruisen, in het bijzonder fietsers en voetgangers. Andere weggebruikers hebben sterke neiging nog even snel achter de wagen langs te willen glippen. Als het druk is met fietsers of voetgangers is het verstandig iemand bij de achterkant van de wagen te laten begeleiden en zonodig anderen tegen te houden of de chauffeur te waarschuwen (" HO ! ")
- blinde hoeken van vrachtwagens, dit speelt vooral als wagens vanaf de hoofdrijbaan een fietspad/trottoir moeten kruisen. Maar ook bij achteruitrijden is het zicht beperkt
Beoordeling
Wanneer simulaties realistisch zijn uitgevoerd en in orde zijn m.b.t. verkeerskundige aspecten, kan de vergelijking van de rijcurve met het ontwerp in hoofdzaak tot 3 mogelijkheiden leiden:
1 - het voertuig kan met voldoende marge door het ontwerp | Dit gaat in de praktijk goed. |
2 - het voertuig kan niet door het ontwerp (weinig marge of helemaal te weinig ruimte) | Dit gaat niet goed. |
3 - het voertuig kan door het ontwerp maar het is krap, er is te weinig marge | Dit is sterk afhankelijk van de situatie - zie hierboven bij veiligheidsmarges. |
Uitvoeren simulatie
Simulaties worden berekend door het rekendeel van het CurSim pakket: CurCalc. Dit rekenprogramma wordt automatisch gestart wanneer wordt gekozen voor uitvoeren simulatie in één van de drie interfaces:
- CurWin - zelfstandige Windows programma
- CurCad - koppeling voor AutoCurCad
- Optimize CurSim Connector - koppeling voor MicroStation van The People Group
Het rekenprogramma wordt dan gestart als een afzonderlijke applicatie, dit kan heel kort op de taakbalk verschijnen en dan weer verdwijnen. In de regel gaat dit zo snel dat dit niet zichtbaar is.
Om simulaties te kunnen uitvoeren moeten aanwezig zijn:
Zowel invoergegevens als resultaten worden opgeslagen in het projectbestand.
De logfile is handig als documentatie van de rijcurve. De inhoud kan eenvoudig worden gekopieerd (selecteer alles met toetscombinatie CTRL+A en dan kopiëren met CTRL+C) en geplakt in iedere tekstverwerker, gebruik wel een non-scalable lettertype zoals het standaard Windows font "Courier" of "Courier new".
Het rekenprogramma voert indien nodig correcties uit op de minimale straal die het voertuig rijdt en stuurtijden op basis van de minimale draaicirkel van het voertuig, dwarsversnelling en de te maken bocht (hoekverdraaiing).
scharen
Wanneer een bocht zo krap wordt genomen dat twee voertuigdelen haaks op elkaar komen te staan zal het rekenprogramma een waarschuwing geven dat het voertuig is geschaard. DIT MOET WORDEN VOORKOMEN !Scharen leidt tot extreme slijtage (en in de regel ook schade!) aan zowel voertuig als wegdek. Bij voertuigdelen met meerdere achterassen, zoals de oplegger in deze afbeelding, moet de minimale straal niet kleiner worden dan 2 meter, aanbevolen niet kleiner dan 4 meter.
NB: de opgegeven minimale straal bij de trajectgegevens heeft betrekking op het solo voertuig of het trekkende voertuigdeel, een geleding kan echter toch nog een kleinere straal doorlopen. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat een trekker-oplegger combinatie bij een bocht vooruitrijden schaart (zoals in bovenstaande figuur) mag de trekker bocht met kleinere cirkel dan 8 a 9 meter doorlopen.
Correcties rekenprogramma
Dwarsversnelling
Dwarsversnelling is om te beginnen een belangrijke maat voor comfort, maar ook voor veiligheid. Zie de toelichting bij de Voertuiggegevens. Wanneer de dwarsversnelling wordt overschreden gaat het voertuig te hard door de bocht. Er zijn dan twee mogelijkheden (met daarachter de bij de trajectgegevens gekozen maatregel):
- langzamer rijden (gekozen optie: Bocht volgen)
- grotere/ruimere bocht rijden (gekozen optie: Snelheid handhaven)
Indien er een correctie heeft plaatsgevonden wordt dit in de logfile vermeld in de kolom “correcties-voertuig”.
Indien de optie Bocht volgen is gekozen, en er een krappe bocht wordt gemaakt is het verstandig na uitvoering van de simulatieberekening de logfile te raadplegen om te controleren dat de snelheid niet te ver is gedaald. Voor het belang van voldoende hoge snelheid zie bij Trajectgegevens.
(Minimale) Straal
CurSim laat een bocht altijd zo krap mogelijk maken door een voertuig. Hoe krap de bocht uiteindelijk wordt is afhankelijk van een aantal factoren, in volgorde van klein naar groot:
1 | minimale draaicirkel van het voertuig |
2 | dwarsversnelling |
3 | te doorlopen hoek (hoekverdraaiing) |
Klik hier voor een voorbeeld.
Wanneer de straal die het voertuig uiteindelijk maakt toch nog te klein/krap is kan bij de Trajectgegevens een grotere/wijdere straal worden opgegeven: het voertuig zal in die curve geen krappere straal rijden.
wanneer het rekenprogramma de straal vergroot i.v.m. dwarsversnelling wordt de stuurtijd evenredig verlaagd. Dit is gebleken uit praktijkproeven.
Gebruikte CurSim versie
Hieronder staat de versie van CurSim / CurWin waar de Connectoren op geprogrammeerd zijn: